Toen onze oudste zoon net 1 was en de tweede op komst, verhuisden we van een hele hip-and-happening, drukke straat in de binnenstad naar een wijk tegen het centrum aan. Een ‘echte’ buitenwijk ging ons te ver. We wilden de stad niet missen. Dus op naar een leuk jaren 30-huis in een vooroorlogse buurt.
We belandden in een enorm fijne straat om buiten te spelen voor de kinderen, dat laatste volgens onze nieuwe buurtbewoners dan. Aan die belofte klampten we ons vast. Want ‘buiten spelen’, dat vonden we heel belangrijk. En bovendien kregen we de tuin waar we naar verlangden. Een must-have voor kinderen, dacht ik toen.
Maar m’n oudste zoon vond er niks aan in onze tuin. Zo klein als hij toen was, wilde hij op pad. Zandbak in de tuin? Niks aan. Piratenhuisje dat met bloed, zweet en tranen door opa werd neergepoot en waarvoor moeder leuke scheepsattributen bij elkaar sprokkelde op marktplaats? Nooit naar omgekeken. Hij hing aan de voordeur, hij wilde de wijde wereld in.
Opeens was die zogenaamde hele fijne straat om in te spelen een grote gevarenzone in mijn ogen. Een af en aan rijden van potentieel dodelijke auto’s en busjes. Een racecircuit voor pakjesbezorgers, tuinmannen, aannemers en schilders. Gevuld met rijen van geparkeerde auto’s waar m’n zoon bij tikkertje of busje trap zomaar onverwachts tussenuit kon springen. Bewoond door mensen die niet gecharmeerd zijn van een kind bovenin hun magnolia.
Dus daar zat ik, in weer en wind. Op ons bankje voor de deur. Op de uitkijk. Oren gespitst op naderend gevaar. Koffietje erbij, gezellige buurvrouw erbij. Af en toe klonk in kinderkoor het grote daar-komt-een-auto-aan-alarm. De oudere kinderen dreven als schaapshondjes de kleinere de stoep op.
Een van m’n buurvrouwen zamelde geld in voor zo’n neon-geel-poppetje met knaloranje vlag. Voor alle kinderen in de straat. Om op de stoep te zetten als ze gingen buiten spelen. In basis een prima idee. Maar ja, dan staat zo’n dapper plastic mannetje daar dag en nacht vergeten op de stoep. Bestolen van z’n vlag. Geen automobilist die er nog op let. Een slagboom aan het begin van de straat leek mij een beter idee.
M’n oudste zoon is nu 9. Een nieuwe tijd is aangebroken. Eindelijk durft z’n moeder het aan hem alleen op pad te laten gaan. Met strakke afspraken over het gebied waarin hij vrij mag manoeuvreren. Dat dan weer wel. Tot hier en niet verder. Tja, de mogelijkheden binnen zijn ‘SAFEZONE’, zijn wat beperkt. Weinig klimbomen, geen sloten, bosjes of uitgestrekte groene speelveldjes.
Maar toch: het echte buitenspelen kan beginnen! En met ECHT bedoel ik spelen zonder een volwassene die alles ziet wat je uitspookt. Met ruimte om ongestoord kattenkwaad uit te halen. Om idiote plannen uit te voeren. Met vriendjes die hij ophaalt door over hun tuinhek te klimmen en op de achterdeur te bonken. Het betekent vrijheid voor m’n kind om zich te ontwikkelen, zich groot te voelen en verantwoordelijk. En hij kan zijn geluk niet op: er zit een ijssalon in zijn SAFEZONE. Kan hij ook nog zelfstandig z’n zakgeld spenderen!
Sandra is een Haagse mama met 2 zoons: Hugo en Kasper. Binnenkort meer!